Af en toe passeert er in de vaklectuur wel eens een verhaaltje dat zo out of this world is, dat ik het niet kan nalaten er mijn persoonlijk gedacht over te geven – onderstaande is dan ook enkel de auteur dezes toe te schrijven.
Fiscaliteit is altijd grijs… vandaar dat belastingcontroles meer weg hebben van een goeie zondagse voddenmarkt dan wel van een mooi onderbouwd juridisch werkstukje; en het bereikte compromis is meestal een zwaard dat snijdt langs beide zijden.
Teneinde zinloze discussies te vermijden en rechtszekerheid(!) te bekomen, bestaat er sinds jaar en dag de mogelijkheid om voorafgaand aan een verrichting, de goedkeuring van de fiscus te vragen middels een ruling.
En zo begint ons verhaaltje… Er was eens een bedrijf dat voorafgaandelijk aan een verrichting van 1,2 miljard euro een ruling bij de Belgische administratie aanvroeg. Slim gezien, voor zo’n bedragen wil je niet achteraf met de gebakken peren zitten. De Belgische overheid levert de ruling af, en de vennootschap verricht de transactie.
Maar niets schudt de BBI wakkerder dan veel nulletjes voor de komma in het veld van de vrijgestelde inkomsten… En dus krijgt de vennootschap, niettegenstaande haar positieve ruling, de BBI van Gent op bezoek. Het onderzoek gaat onder meer over de “interpretatie” van de verkregen ruling… lees: kunnen we ons van deze positieve ruling onderuit muizen.
Het gaat over veel geld, en ook ik geef toe dat bedrijven misschien wel eens ‘origineel’ zouden kunnen omspringen met hun verwoording en intenties in een rulingaanvraag. Dus nakijken of de uitgevoerde verrichting wel degelijk een correcte weergave is van wat in de rulingaanvraag werd vermeld, is wel degelijk een toegelaten (en misschien ook nodige) controle.
Er wordt tussen BBI Gent en het bedrijf een “overkoepelend akkoord” afgesloten, waarin de BBI Gent onder andere meegeeft dat er “een einde wordt gesteld aan het lopende fiscaal onderzoek” en dat het de belastingplichtige “rechtszekerheid biedt” (da’s dus al rechtszekerheid bis in dit geval – want moest de ruling daar nu net niet voor dienen).
Het verhaal zou mijn blog niet gehaald hebben moest hiermee de kous af zijn…
Jammer voor het bedrijf, blijkbaar vond de BBI van Brussel dat zij het werk van hun collega’s van Gent nog eens moesten overdoen. Zij openen een nieuw onderzoek over opnieuw dezelfde feiten. Hun zielige verdediging dat het voorgaande akkoord niet de kwestie van de toegepaste aftrek dekte, alsook het feit dat dat akkoord tegen de wet zou ingaan, halen gelukkig weinig gram bij de rechtbank.
Gelukkig dat toch een verstandig rechter zijn mening geeft dat er dan toch nog zoiets bestaat als het vertrouwensbeginsel.
Alhoewel eind-goed-al-goed, toch de bedenking dat de onderneming dit uiteindelijk alsnog in de rechtbank heeft moeten afdwingen. Wat is dan nog de waarde van een ruling, laat staan van een ‘overkoepelend akkoord’?
En misschien, als we toch een persoonlijke mening mogen geven, waar is de politiek verantwoordelijke die deze toestanden tolereert binnen zijn administratie?
Bron: Fiscoloog 1738 – p.7