Dhr. Van der Maelen stelde recent een blijkbaar vrij onschuldige parlementaire vraag. Hij vroeg hoeveel vennootschappen één onroerend goed in bezit hadden, hoeveel vennootschappen meerdere onroerende goederen; en dezelfde vraag voor de onroerende goederen gehouden in vruchtgebruik.
De minister antwoordde er even onschuldig op.
Zulke vragen boezemen mij echter, zeker gezien de bron ervan, angst in. Durf ik stellen dat de SP.A bezig is met één en ander te bekijken in functie van een verdoken vermogensbelasting? Of een bijzonder fiscaal regime voor vruchtgebruik?
De rechtsonzekerheid is één van de grootste nadelen van ons beroep. Voorgestelde constructies (die overigens niet altijd tot doel hebben om minder belastingen te betalen) kunnen soms door wetswijziging of interpretatieverschillen opeens heel andere uitkomsten hebben.
Beste voorbeeld blijft heel de discussie omtrent onroerende goederen gesplitst aankopen vruchtgebruik/naakte eigendom. De wettelijke regeling volgen zorgt ervoor dat dit opzet een enorm fiscaal voordeel oplevert (alle kosten aftrekbaar; en na verloop van het vruchtgebruik wordt de volle eigendom terug privé). Uiteraard iets dat de fiscus niet graag ziet; dus worden alle kanonnen boven gehaald.
Vaak wordt de fiscus teruggefloten door rechtbanken… maar hier en daar is toch eens een verloren gelopen uitspraak van een rechtbank in het nadeel van de belastingplichtige.
En zoals altijd; als de fiscus niet kan winnen voor de rechtbank, laat ze vaak de wet wijzigen… ook hier vrees ik dat dit voor de deur staat. De parlementaire vraag maakt mijn angst er niet minder op.
Bron: FOD Financiën (Parlementaire vraag nr. 54 van de heer Dirk Van der Maelen dd. 17.09.2010)