Sinds enige tijd duikt bij belastingcontrole steeds vaker het thema op van de abnormale en goedgunstige voordelen. Een fiscaal verlies mag immers niet afgetrokken worden van een abnormaal verkregen voordeel.
Het typevoorbeeld van zo’n abnormaal voordeel is de intrestloze lening (zeg maar de rekening-courant die zou bestaan tussen 2 vennootschappen). Volgens de letter van de wet zou zo’n intrestloze lening een abnormaal voordeel uitmaken.
In het vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Luik (dd. 06.09.2010, Zaak 06/4337/A & 06/4338/A) weerhoudt de rechtbank eerstens dat een intrestloze lening tussen 2 vennootschappen een abnormaal en goedgunstig voordeel kan uitmaken.
Anderzijds, en eveneens erg belangrijk, komt de rechtbank tot het besluit dat in de gegeven situatie de lening niet abnormaal en goedgunstig was, vanwege de precaire financiële situatie.
Wat is nu het besluit van dit arrest? Vooreerst wordt het des te belangrijker om in de toekomst op rekening-couranten tussen (groeps)vennootschappen een marktconforme rente te rekenen. Het blijft nog steeds het beste de fiscus voor te blijven en de discussie omtrent een al dan niet abnormaal karakter tegen te gaan.
Ten tweede dat de financiële groepssituatie een belangrijke rol speelt om een al dan niet abnormaal karakter aan te tonen. Ook in vorige arresten kwam vaak het thema terug van de moedervennootschap die dochters vrijwaart van faillissement. Dit zou geen abnormaal voordeel uitmaken, maar een strategische beslissing om de groep overeind te houden. Probleem met dit aspect is dat men merkt dat deze discussies vaak voor een rechtbank moeten uitgevochten worden.
Bron: Fisconet