De kliklijn zit in de lift, aldus een artikel uit de Standaard. Net als de Standaard zal ik geen waardeoordeel uitspreken (zoals de Standaard zelf meegeeft: teken van verzurende maatschappij of een terechte ontluikende afkeer van de Belg voor alles wat met ‘zwart’ te maken heeft?).
Wel stel ik mij serieuze vragen bij de steeds wederkerende mantra dat “als niemand fraudeert, de belastingen eindelijk kunnen zakken”.
Dit artikel op de blog WorkForAll geeft, goed onderbouwd, weer waarom die stelling niet opgaat. Uit alle historische gegevens blijkt dat, eens de overheid op een later moment meer ontvangsten binnenhaalt, zij dit nooit vertaalt in een lastenverlaging voor de werkende mensen. Wel worden er steevast meer overheidsuitgaven gedaan in periodes ‘dat het eens meezit met de conjunctuur’.
Als we vandaag dus, noodgedwongen door de slechte overheidsfinanciën, meer belastingen moeten betalen, dan stel ik mij terecht de vraag: “gaat men dan over enkele jaren, als de conjunctuur terug meezit, al deze belastingen schrappen?”.
Opnieuw moeten we gewoon even naar de realiteit gaan zien, en er de historische gegevens bijhalen. Onze fiscale geschiedenis staat bol van de éénmalige 🙂 crisisbelastingen. Even een kleine bloemlezing:
- de éénmalige sociale bijdrage voor vennootschappen (begin jaren ‘90; waarvan de naam onnozel genoeg nog steeds niet aangepast is… men zou toch minstens dringend eens die “éénmalige” moeten schrappen, niet?)
- de crisisbelasting van 3% (ook een cadeautje van Dehaene begin jaren ‘90, ingevoerd in ‘moeilijke tijden’, maar die ongetwijfeld nadien snel weer zouden verdwijnen; welnu, voor de vennootschappen is ze er nog steeds)
- de ‘bijzondere’ bijdrage sociale zekerheid: weer maar eens waren de werkenden de klos; en misschien is het nu na zoveel jaren ‘bijzonder’ te zijn, tijd om ze gewoon mee te incorporeren in de sociale zekerheidsbijdragen ofwel ze van naam te wijzigen (“de bijkomende bijdrage sociale zekerheid”).
- de ‘rijkentaks’ van 4% in 2012, die na minder dan 12 maanden werd veralgemeend door het tarief van de roerende voorheffing van 21% naar 25% te verhogen.
Het staat vast dat sinds midden de jaren ‘90 er wel eens enkele jaren van ‘voorspoed’ zijn geweest. Geen enkele van deze éénmalige maatregelen is toen teruggedraaid. Wel werd in die periode duchtig rondgestrooid met cadeautjes; een beperkte algemene belastingverlaging werd enkel begin 2000 doorgevoerd door Paars. De liberale partij betaalde een lastenverlaging erg duur door volop mee te lopen in de ‘gratis’-politiek van o.a. socialisten en groenen. De lastenverlagingen zijn inmiddels grotendeels gecompenseerd met andere taksen en belastingverhogingen; de ‘gratis’-maatregelen zijn echter moeilijker terug te draaien. Die sleuren we dus langer mee.
De enige serieuze lastenverlaging die de afgelopen 20 jaar werd toegekend, was de invoering van de notionele intrestaftrek. Ik moet de KMO-bedrijfsleider er niet van overtuigen dat deze belastingvermindering erg oneerlijk verdeeld wordt over de Belgische bedrijven. Het ware beter geweest het algemeen vennootschapsbelastingtarief danig te verlagen.
En zo komen we bij het besluit over de kliklijn: wil men zwartwerk echt uit de wereld helpen, zorg dan dat werken de moeite loont, en taxeer geen 70% van de verdienste weg! De laffercurve is meer dan ooit actueel in ons land… voorbeelden genoeg om dit te staven (o.a. vermindering van de roerende voorheffing van 25% naar 15% ten tijde van Dehaene, vermindering van de successierechten, vermindering van de registratierechten op overdrachten van onroerende goederen).