De fiscus loert immers om de hoek.
Deze circulaire toont aan dat de fiscus dergelijke transacties, wanneer ze een (kunstmatige?) toename van de notionele intrestaftrek tot gevolg heeft, kritisch bekijkt.
Men zorgt er best voor dat alle beslissingen die vennootschappen nemen, gestoeld zijn op bedrijfseconomische motieven. Omstandige verslaggeving door de raad van bestuur of zaakvoerders kan zeker helpen de economische motieven op de voorgrond te plaatsen.
Mijn advies blijft steeds dat er een goed antwoord moet zijn op de vraag: “Waarom doet de vennootschap dit? Welk voordeel haalt de vennootschap uit deze verrichting?”. Waarbij het antwoord uiteraard niet mag zijn “om belastingen te sparen”.
Dezelfde vraag hanteer ik vaak als klanten mij benaderen over allerlei fiscale constructies waarover ze ‘in de boekskes’ iets lezen (denk vruchtgebruik, denk onkostenvergoedingen, denk erfpachten, …). Meer dan eens ontbreekt elke economische motivatie vanuit vennootschapshoek. De vennootschap doet zware investeringen, maar wint er op eind van de rit niets aan.
Bron: 2de ADDENDUM dd 20.06.2011 aan de circulaire nr. Ci.RH.840/592.613 (AOIF nr. 14/2008) dd. 03.04.2008